Diepe valkuilen

Column van Max van Bulken

 

Iedere ochtend werken wij in de mensheid volgens een vast patroon, wat ons al van jongs af aan is aangeleerd. Wij werken. Wij functioneren. Wij zijn de maatschappij. Wij doen mee. In die hoedanigheid komt voor mij de verplichting zo nu en dan op om het ritme aan te passen naar het openbaar vervoer in Nederland. Iets wat zonder twijfel een uitdaging vormt. Mobiliteit is niet enkel een heel belangrijk onderdeel van het leven der moderne mensch, tevens een uitdagende.

 

Een bus geeft bedenktijd. Niet dat het er rustig is, integendeel. Het op elkaar proppen van studenten, kinderen en bejaarden werkt nauwelijks in een bevorderlijke richting. 

U hoort het al: ik ben meer van de auto en fiets. 

 

De afspiegeling van de maatschappij hokt zich op in een vastgeklampt systeem. Wanneer de ene naar huis gaat, zal de ander zich richting het werk begeven. Zo zijn we allen onderweg in het verkeer van ons dagdagelijkse, een voor ons ononneembare kracht die ons duwt in het burgerlijke. Het is de mensen niet kwalijk te nemen, waarom zou iemand dat doen? We zijn met zovelen dat we niet anders kunnen dan functioneren. Om over efficiëntie nog maar te zwijgen. 

U bemerkt juist dat ik mijn voetsporen in eenzelfde pad zet. Vlak voor mijn geschiedenis stap ik op de bus om uit te stappen in mijn heden. Het werkelijke leven is begonnen, toch? 

Hoe het echter kan dat de reis elke dag een zware is, niet ingegeven door een psychische factor, is een groot vraagteken. Ook over de kosten van een dergelijke reis heb ik het maar niet. 

In de bus, gelauwerd en geprezen om zijn op regelmatige basis sterke vertragingen, rolt zich aan mij een gedachte uit bij het instappen van een mobiel uitgedaagd persoon. Mobiliteit blijft een zwaar gevestigde, belangrijke factor voor de kwaliteit van leven - ook wel bekeken als ‘functioneren’ - van Jan en alleman. Onze Jan stapt in, met grote moeite, geen enkel wezen - jong of oud - staat een plaatsje aan onze Jan af. Jan doet mij denken aan zijn collegae in de categorie mobiel uitgedaagden. Hoe kunnen zij meedoen? Hoe kunnen zij functioneren volgens de wenselijkheid? 

‘Gehandicapten zijn gedoe,’ als algeheel onuitgesproken sentiment.

 

Ik kan het eenieder aanraden om één dag in een rolstoel door te brengen. Alles waar wij als systeem zogenaamd rekening mee houden in deze moderne tijden, de gedachte van het o-zo-goed geregeld hebben, vervalt met slechts een proefondervindelijke onderneming. Probeert u als een gelijken de stad Utrecht te bereiken. Hoe pakt u de bus? Overvol, bijna op Aziatische wijze, een mens-in-karretje erbij proppen? Het lijkt mij een onhaalbaar initiatief. 

Stelt u zich voor, u bereikt de stad Utrecht. U wordt op miraculeuze wijze uit de lijnbus getakeld en staat in de binnenstad. Uw afspraak bevindt zich in een rolstoeltoegankelijk gebouw. Echter, u moet eerst een trap op om het rolstoeltoegankelijke gebouw van de binnenzijde te bereiken. Het leven als klucht.

Ondanks dat ik geen regelmatige rolstoelganger ben, zit in deze ervaring een verpakking waar wij nog heel wat van kunnen leren. Zijn we echt zo toegankelijk als we zeggen? Kan echt eenieder meedoen?

 

Het systeem dat we aangeleerd hebben gekregen en waar we nog dagelijks in functioneren, zowel gekoppeld als los van de school alwaar het fundament ons is bevestigd, biedt naast vele kansen eveneens diepe valkuilen. Zullen we het gat dichtgooien?